Op zoek naar het pelgrimsinsigne van de Arm van Johannes de Doper Origineel artikel van Karst Schuil. Een aangepaste versie verschijnt in Miniatuur 2023, jaargang 27 nummer 1. Bij een bezoek aan de laatmiddeleeuwse Martinikerk zal de aandacht voornamelijk zijn uitgegaan naar de Arm van Johannes de Doper. Het kostbare reliek was de spil in de bedevaartstraditie van de stad Groningen. Over de Arm zelf is al een zeer handzaam overzichtswerk verschenen van Bart Flikkema.[1] Daarom zal dit artikel verder ingaan op het ontbreken van één specifiek aspect in de bedevaartscultus rondom de Arm: een pelgrimsinsigne. Bedevaart als ultiem doel Pelgrimage was een pijler van de laatmiddeleeuwse maatschappij. In deze periode werd het leven idealiter gezien als een reis naar God die een zondaar zou moeten veranderen in een vroom en devoot persoon. Het daadwerkelijk uitvoeren van een bedevaart was de realisatie van dit verlangen om een vroom persoon te worden.[2] Een bedevaartsoord werd in de eerste plaats gekenmerkt door de aanwezigheid van een reliek dat de geestkracht (virtus) van een heilige doorgaf. Door het reliek te zien ontstond er een direct contact tussen de gelovige en de betreffende heilige.[3] Nog beter was het als de gelovige het reliek kon aanraken, een object, votief, kon achterlaten of een object zoals een pelgrimsinsigne tegen het reliek kon aandrukken. Deze laatste optie gaf de pelgrim de kans deze virtus mee te nemen naar huis.[4] Daarnaast was er rondom het reliek een legende gecreëerd waarin het zijn kracht had bewezen door wonderen te verrichten, zoals genezing van ernstig zieken.[5] Jaarlijks kwamen er nieuwe wonderen bij van mensen die in contact waren gekomen met de virtus van het reliek. Deze werden goed gedocumenteerd omdat ze het aanzien van het bedevaartsoord vergrootten. Een voorbeeld hiervan is het wonderenboek dat werd bijgehouden in Amersfoort voor de Onze-Lieve-Vrouw-verering.[6] In de laatste plaats trok een bedevaartsoord pelgrims uit een wijde omtrek van de cultusplaats. Een middeleeuwse pelgrim is te herkennen aan zijn mantel (pelerina), staf (baculum) en leren reistas (pera) (afbeelding 1).[7] Vanaf de late middeleeuwen kwam hier het pelgrimsinsigne bij (afbeelding 2). Het was voor een pelgrim van belang herkenbaar te zijn. Ronddolende reizigers werden over het algemeen niet getolereerd. Daarnaast konden pelgrims een beroep doen op naastenliefde, gastvrijheid en een vrijstelling van tollen.[8] De herkenbaarheid was niet de enige reden dat insignes werden gedragen. Na in contact te zijn gekomen met een reliek kreeg het insigne een apotropaeïsche (onheil afwerende) en heilzame werking. Het insigne beschermde niet alleen de pelgrim, maar iedereen binnen diens bereik.[9] Een insigne was dus een teken dat een persoon onder de bescherming van een heiligdom stond. In de laatste plaats was een insigne ook een souvenir. In dit geval niet om terug te denken aan een leuke vakantie, maar de religieuze ervaring van de bedevaart terug in herinnering te brengen.[10] Een bedevaart herbeleven in de geest kon soms nog belangrijker zijn om dichter tot God te komen dan de daadwerkelijk pelgrimage.[11] Vergaan, begraven of nooit bestaan? Het pelgrimsinsigne was een massaproduct dat voor alle lagen van de bevolking beschikbaar was. [12] Samen met het belang van deze insignes zou logischerwijs verwacht kunnen worden dat elk heiligdom een insigne had. Toch zijn er van veel bedevaartsoorden die we kennen uit schriftelijke overleveringen geen insignes bekend.[13] Dit is ook het geval voor het insigne van de Arm van Johannes de Doper in de Martinikerk. Mijns inziens zijn er drie mogelijke scenario’s die verklaren waarom wij niet bekend zijn met dit insigne. In een eerste scenario staat het materiaal centraal. De pelgrimsinsignes die gevonden worden bij opgravingen zijn meestal een legering van drie vijfde tin en7wee vijfde lood.[14] Deze tin-loodlegering was niet het enige materiaal waarvan insignes werden gemaakt. Voor het pelgrimsteken van de Vera Icon in Rome is bekend dat ze ook op papier, perkament of stof werden gemaakt (afbeelding 3).[15] Er kunnen verschillende redenen worden aangevoerd voor het gebruik van minder duurzame producten. De belangrijkste reden voor Rome was de massaliteit waarmee het reliek werd vereerd. Andere redenen waren kostenbesparing en de korte tijdspanne waarin de insignes geproduceerd moesten worden.[16] Wanneer het insigne van de Arm van papier, perkament of stof was, zal het waarschijnlijk niet worden teruggevonden tijdens archeologische opgravingen. De beste kans om een insigne van deze producten terug te vinden is als de pelgrim het in een religieus manuscript of drukwerk heeft geplakt.[17] Een tweede scenario is dat ondanks een vergrote aandacht voor (pelgrims-)insignes bij opgravingen en een toename van de vondsten het insigne van de Arm nooit is opgegraven. Een reden hiervoor kan zijn dat de meeste opgravingen en bijbehorende insignevondsten plaatsvinden in het midden en zuiden van Nederland. Dit komt omdat in het noorden, waar de meeste kans zou zijn om het insigne van de Arm te vinden, minder bouwactiviteit is en er minder amateurarcheologen actief zijn.[18] Een andere mogelijkheid is dat het insigne al gevonden is, maar nog niet als zodanig geïdentificeerd is. In de database voor pelgrimsinsignes Kunera zijn ongeveer 250 insignes opgenomen van Johannes de Doper. Sommige zijn goed te identificeren zoals het insigne van Amiens (afbeelding 4). Voor vele geldt echter dat niet bekend is van welk bedevaartsoord ze afkomstig zijn (er waren meer dan tien bedevaartsoorden in Europa waar Johannes vereerd werd). Een derde scenario zou kunnen zijn dat er nooit een pelgrimsinsigne voor de Arm heeft bestaan. Dit lijkt in elk geval bevestigd te worden door het ontbreken van schriftelijke naslag. In de officiële documenten over het altaar van de Arm wordt nergens gesproken over een pelgrimsinsigne of zelfs toestemming gevraagd dit te mogen uitgeven.[19] Dit hoeft niet te betekenen dat het niet door een derde partij werd verkocht, hoewel dit eigenlijk verboden was. Voor een aantal bedevaartsoorden is bekend dat de handel in insignes ook buiten de kerk om gebeurde zoals in Wilsnack.[20] Hiervoor heb ik echter tot nu toe geen bewijs kunnen vinden. Daarom is misschien een belangrijkere vraag: Hoe kan het ontbreken van een insigne verklaard worden? Mijn hypothese is dat de aard van het bedevaartsoord Groningen hierbij een rol speelt. Volgens mij was Groningen een zeer lokaal georiënteerd bedevaartsoord dat een tussenvorm was tussen een volgroeide pelgrimscultus en een populair kerkelijk altaar. Elke kerk had verschillende altaren waar heiligen werden vereerd. Deze waren meestal opgezet met donaties en konden wel of niet een reliek bevatten. Mensen kwamen naar deze altaren toe om tot een bepaalde heilige te bidden. Wanneer zo’n altaar veel bekendheid verwierf en mensen uit een wijdere omgeving aantrok dan de parochie of stad, kon er rondom het reliek een pelgrimscultus ontstaan. Het altaar van de Arm laat een aantal van de kenmerken van zo’n pelgrimscultus zien zoals een mythische ontstaansgeschiedenis, een reliek en een infrastructuur die werd aangepast aan de pelgrims en het organiseren van slaapgelegenheid voor pelgrims in gasthuizen.[21] Er zijn echter ook aanwijzingen dat het hier om een niet volgroeide pelgrimscultus gaat. Op één document na, waarin pelgrims terloops worden genoemd als bezoeker van de Arm, wordt het altaar voornamelijk behandeld als een populair kerkelijk altaar.[22] Een van de weinige testamenten waarin het altaar expliciet wordt genoemd lijkt deze veronderstelling te onderbouwen. Wanneer een bedevaartsoord werd opgenomen in een testament moesten de nabestaanden doorgaans een pelgrimage maken naar deze plaats voordat ze de erfenis konden krijgen.[23] In het testament waarin het altaar van de Arm wordt genoemd krijgt het slechts een gelddonatie. Eenzelfde schenking wordt ook aan een ander altaar in de kerk gedaan.[24] Daarnaast ontbreken ook enkele kenmerken van een pelgrimscultus. Er is vrijwel geen bewijs dat pelgrims van heinde en verre kwamen om de Arm te bezichtigen. De oprichtingsakte uit 1405 van het Geertruidsgasthuis (Pepergasthuis) vermeldt dat een van doelen was om pelgrims op te vangen.[25] Dit zegt echter niets over de vraag of hier daadwerkelijk pelgrims verbleven en waar zij precies vandaan kwamen. Het zou kunnen zijn dat het gasthuis voornamelijk pelgrims opving uit de directe omgeving van de Stad. Helaas heb ik de gastboeken van het Pepergasthuis of een ander gasthuis niet kunnen terugvinden, deze zouden een nieuw licht op deze kwestie kunnen werpen. Daarnaast trok het tonen van het reliek en de aflaten die hierbij te verkrijgen waren weliswaar veel publiek, maar er wordt weinig vermeld over waar dit publiek vandaan kwam. Verder zijn er ook geen verdere wonderen of genezingen bekend na de ontstaanslegende. Misschien is deze registratie verloren gegaan tijdens de Reductie, ligt het op een onbekende plek opgeslagen of zijn de wonderen verspreid over verschillende bronnen terug te vinden. In deze context van een zeer lokale pelgrimscultus lijkt het logisch dat er geen insigne werd uitgegeven. Het souvenir, de herkenbaarheidsfunctie en een deel van de apotropaeïsche functie vielen weg. Deze scenario’s zijn slechts een eerste aanzet tot het beantwoorden van de vraag waarom wij geen insigne kennen van de Arm. Wat ik vooral heb willen doen is lijn aanbrengen in de zoektocht naar het insigne van de Arm, door enkele suggesties te doen waar het insigne, mits het überhaupt bestaan heeft, teruggevonden kan worden. Afbeelding 1
Bijschrift: Een pelgrim wordt ontvangen door een koningin. De verschillende pelgrimsattributen zijn duidelijk zichtbaar in Pèlerinage de vie Humaine, ca. 1425-1450 (BNF Français 376, vol. 26v). [Voor duidelijkere afbeeldingen: https://manuscriptminiatures.com/4319/12952] Afbeelding 2
Bijschrift: Een pelgrim en een non. Op de hoed van de pelgrim zijn verschillende onherkenbare insignes zichtbaar in Codex Manesse, ca. 1300-1340 (Heidelberg University Library, UBH Cod. Pal. Germ. 848, 371r). [Voor duidelijkere afbeeldingen: https://manuscriptminiatures.com/4832/20311] Afbeelding 3:
Bijschrift: Drie pelgrimsinsignes van de Vera Icon in Rome op minder duurzame materialen. Links perkament, midden papier en rechts leer. Afkomstig uit de database Kunera: https://kunera.nl/ Afbeelding 4:
Bijschrift: Een pelgrimsinsigne van Johannes de Doper uit Amiens. Afkomstig uit de database Kunera: https://kunera.nl/ [1] Bart Flikkema, De Arm van Johannes de Doper: Een kostbaar middeleeuws reliek in de Groninger Martinikerk (Haren: VVM en SBKY, 2020). In deze context is het ook interessant de volgende werken te raadplegen: K. ter Laan, Middeleeuwse legenden uit Groningerland (Amsterdam: Hafkamp, 1949) en R. I. A. Nip, ‘The Arm of Saint John the Baptist’, Hagiographica, XI, 67 – 79. [2] Jan van Herwaarden, Between Saint James and Erasmus: Studies in Late-Medieval Religious Life: Devotion and Pilgrimage in the Netherlands (Leiden en Boston: Brill, 2003), 125-126, Gioia Lanzi en Fernando Lanzi, Wege Nach Rom: Eine Kulturgeschichte der Pilgerfahrt in die Ewige Stadt (Stuttgart: Belser Verlag, 1999), 5-24. [3] Hans van Gangelen en Klaas Helfrich, ‘Teekens die ghy draegt an uwen hoet: Twee bijzondere laat-middeleeuwse pelgrimsinsignes van de opgraving Boterdiep-Ciboga,’ in Hervonden Stad, 81. [4] Ben Nilson, ‘The Medieval Experience at the Shrine’, in Pilgrimage Explored, ed. J. Stopford, 95-122 en Van Gangelen en Helfrich, ‘Teekens die ghy draegt an uwen hoet’, 81-82. [5] Alexandra Walsham, ‘Introduction’, Past & Present, Vol. 206, Suppl. 5 Relics and Remains (2010), 9-36. [6] Dick E. H. de Boer en Ludo Jongen, red., In het water gevonden: Het Amersfoortse Mirakelboek (Hilversum: Verloren: 2015). [7] Van Gangelen en Helfrich, ‘Teekens die ghy draegt an uwen hoet’. 84-85. [8] A. M. Koldeweij, ‘Vrome reizigers of Stoere Jongen? Pelgrimtekens en profane insignes’, Transparant 13, no. 3 (2002), 4-7. [9] A. M. Koldeweij, Van de hoed en de rand (Utrecht: Clavis, 1995), 19-21 en J. B. Bedaux, ‘Profane en sacrale amuletten’, in Heilig en Profaan: Laatmiddeleeuwse insignes in cultuurhistorisch perspectief, eds. A. M. Koldeweij en A. Willemsen (Amsterdam: Van Soeren & Co, 1995), 26-31. [10] Lothar Casteleyn et. al. Geloof & Geluk Onderweg (Brugge: Gruuthuse, 2007), Katja Broertjes, Pelgrimsampullen uit Nederlandse en Belgische bodem: Souvenirs met een eeuwenoude traditie, in Heilig en Profaan 2: 1200 Laatmiddeleeuwse insignes uit openbare en particuliere collecties, Rotterdam Papers 12, eds. H. J. E. van Beuningen, A.M. Koldeweij en D. Kicken (Cothen, Stichting Middeleeuwse Religieuze en Profane Insignes, 2001) en Ann Marie Rasmussen en Hanneke Van Asperen, ‘Introduction: Medieval Badges’, The Mediaeval Journal, Vol. 8, No. 1, Special Issue (2018), 1-10. [11] Nine Miedema, ‘“Geestlike Rijckdom”: over pelgrimsreizen en aflaten in de Middeleeuwen’, in Een School Spierinkjes, eds. W. P. Geritsen, Annelies van Gijsen en Orlanda S. H. Lie (Hilversum: Verloren, 1991), 123-127, Kathryn M. Rudy, “A Guide to Mental Pilgrimage: Paris, Bibliothèque De L'arsenal Ms. 212,” Zeitschrift Für Kunstgeschichte vol. 63, no. 4 (2000), 494–515 en Kathryn M. Rudy, ‘Virtual Pilgrimages in the Convent: Imagining Jerusalem in the Late Middle Ages’, Disciplina Monastica, Vol. 8 (Turnhout: Brepols, 2011). [12] Koldeweij, Van de hoed en de rand, 11. [13] W. Piron en H. van Asperen, ‘Bronnen over middeleeuwse bedevaarten’, in Heilig en Profaan 3: 1300 laatmiddeleeuwse insignes uit openbare en particuliere collecties, Rotterdam Papers 13 eds. H. J.E. van Beuningen en A. M. Koldeweij (Cothen: Stichting Middeleeuwse Religieuze en Profane Insignes, 2012), 72-94. [14] Casteleyn et al. Geloof & Geluk Onderweg. [15] De Vera Icon is de afdruk van het gelaat van Christus op een zweetdoek aangereikt door Veronica, een van de belangrijkste relieken van Rome. [16] J. M. Baart, ‘Pelgrimeren: Mobiliteit en Economie’, in Heilig en Profaan: Laatmiddeleeuwse insignes in cultuurhistorisch perspectief, eds. A. M. Koldeweij en A. Willemsen (Amsterdam: Van Soeren & Co, 1995), 93. [17] Meer over het hoe en waarom van pelgrimsinsignes in boeken is te vinden in: Megan H. Foster-Campbell, ‘Pilgrimage through the Pages: Pilgrims’ Badges in Late Medieval Devotional Manuscripts’ in Push Me, Pull You, vol. 1, eds. Sarah Blick en Laura Deborah Gelfand (Leiden en Boston: Brill, 2011), 227-274. [18] A. M. Koldeweij, ‘Van Holwerd tot Stavoren, Van Wilsnack tot Santiago: Pelgrimsinsignes en profane insignes uit Friese bodem’, in Wat niet weet, wat zeker deert, Liber Amicorum Douwde de Vries (Leeuwarden: Ottema-Kingma Stichting, 2014), 101-103 en A. M. Koldeweij, ‘Vrome Reizen vanuit laatmiddeleeuws Groningen en Friesland’, in Geleefd Geloof: Het geloofsleven van boeren en burgers in Friesland en de Ommelanden van Groningen, 1200-1580, eds. Anneke Mulder-Bakker en Rolf H. Bremmer, 218-220. [19] Hiervoor heb ik geraadpleegd: RHC GrA, Stadsbestuur van Groningen (1), 1246-1594, toegangnr. 2100, cat. no. 877, 878, 878.1, 878.2, 878.4, 878.6, 878.7, 878.8, 879 en RHC GrA Parochiekerken Groningen voor de Reductie, 1246-1594, toegangsnr. 1539, cat. nr. 343. 1360. [20] Jan van Herwaarden, ‘Ende Goede waerheit te bringen’, in Heilig en Profaan 3: 1300 laatmiddeleeuwse insignes uit openbare en particuliere collecties, Rotterdam Papers 13 eds. H. J.E. van Beuningen en A. M. Koldeweij (Cothen: Stichting Middeleeuwse Religieuze en Profane Insignes, 2012), 23-31. [21] Flikkema, 22-26, 39-42 en 46-48. [22] RHC GrA Parochiekerken Groningen voor de Reductie, 1246-1594, toegangsnr. 1539, cat. nr. 343. 1360. [23] Van Herwaarden, ‘Ende Goede waerheit te bringen’, 23-31. [24] RHC GrA Parochiekerken Groningen voor de Reductie, 1246-1594, toegangsnr. 1539, cat. nr. 392. [25] RHC GrA Oorkondenboek Groningen en Drenthe, toegangsnr. 1216, cat. nr. 11. |
De zeven werken van Barmhartigheid
Video-serie van de Zeven werken van Barmhartigheid door schilder Egbert Modderman
In samenwerking met Egbert Modderman en Kerk in Stad is er een video-serie gemaakt over de Zeven werken van Barmhartigheid. Deze schilderijen zijn in opdracht van de Stichting Martinikerk Groningen gemaakt door de kunstschilder Egbert Modderman en hebben een permanente plek in de kooromgang van de Martinikerk. In de video-serie vertelt de schilder zelf over de eerste vijf schilderijen die ondertussen gereed zijn.
Deel 1: Introductie
https://www.youtube.com/watch?v=UJ0dyqNYJhA
Deel 2: De zieken verzorgen
https://www.youtube.com/watch?v=noX0563BEfg&t=0s
Deel 3: De doden begraven
https://www.youtube.com/watch?v=MLRSdTXjpog&t=0s
Deel 4: De vreemdelingen herbergen
https://www.youtube.com/watch?v=T5QNToOeFiw&t=0s
Deel 5: De gevangenen bezoeken
https://www.youtube.com/watch?v=a3mf7QkFcYY&t=0s
Deel 6: De dorstigen laven
https://www.youtube.com/watch?v=PQPtkU4gCMk&t=0s